Home

Op deze website vindt u een overzicht van oude en primitieve sleutels uit de vroege ontstaansperiode, dat wil zeggen vanaf het begin van de jaartelling tot en met de late Middeleeuwen in Midden en West-Europa.

Naast functioneel gebruik hebben sleutels door de eeuwen heen tevens een grote symbolische toekenning gehad. De Romeinen vereerden hun goden w.o. Portunus, de God van de haven. Een feest ter ere van hem werd ieder jaar op 17 augustus gevierd. Hierbij werden sleutels mogelijk als zoenoffer in het vuur geworpen, om tegen het kwaad beschermd te blijven. De Romeinse god Janus wordt vaak met een sleutel afgebeeld. Hij is heerser van doorgangen, het begin en einde en de deur van de zon. De maand januari is naar hem vernoemd. Met zijn twee gezichten, waarmee hij naar het verleden en het heden kon kijken, functioneerde hij als de wachter van het pad der initiatie.

Ook dieren, zoals de leeuw, het zwijn, de hond en het paard, met ieder hun eigen symboliek in het machtsvertoon, worden fraai vorm gegeven in het heft van de sleutel. Daarnaast gold de sleutel voor de Romeinen als belangrijk statussymbool, dat met een koord om de hals of als sieraad aan de vinger gedragen kon worden.

Een belangrijke technische ontwikkeling is de uitvinding van het draaislot, waardoor er een ander soort sleutel nodig is om het slot te openen. Bij de opgravingen in Pompeii is slechts één draaisleutel gevonden, wat betekent dat er kort voor 79 n.Chr. al draaisleutels waren. Het aloude slotmechanisme van de tandvormige hefschuifsleutel is naast de draaisleutel nog een tijd in gebruik gebleven.

Naast stijlkenmerken zijn er meerdere details, zoals verandering of toepassingen van diverse andere metalen, die bij datering van belang kunnen zijn. De Romeinen gebruikten bij de vervaardiging van sleutels zowel ijzer als brons of in een enkel geval ook edelmetaal.

Nadat de Romeinse landsgrenzen in de loop van de vierde eeuw noodgedwongen meer naar het zuiden worden verlegd, ontstaat er een terugval in de ontwikkeling van de sleutel en lijkt het alsof er weer gebruik wordt gemaakt van oude en eenvoudige technieken uit het verleden. Er is weinig bekend over hoe het zich verder ontwikkelt, want sleutels uit deze onstabiele periode zijn uiterst zeldzaam en in de meeste musea ook nauwelijks bekend.

In de tweede helft van de vroege Middeleeuwen keert het tij zich enigszins met de komst van de Karolingische renaissance en staat de sleutel centraal voor bescherming en symboliek. Het is duidelijk te zien dat veel sleutels uit deze periode als amulet gedragen zijn, omdat er in veel gevallen nauwelijks sprake is van slijtage aan vitale delen zoals de baard of sleutelsteel, maar vooral aan het draagoog of aan de bovenzijde van het heft.

De stilistische invloed van het christendom wordt in de Karolingische periode nadrukkelijk in de vormgeving van de sleutel weergegeven. In de tweede helft van de 10e eeuw ontstaat er een bredere stedelijke ontwikkeling en economische bloeiperiode, waarin logischerwijs meer ruimte ontstaat voor rijkdom en bezit. Er zijn veel fraaie sleutels uit deze tijd over gebleven, die dikwijls als ouder worden aangezien.

Daarnaast ontwikkelt zich vanuit Scandinavië een andere stijlinvloed, waarbij de basismotieven voornamelijk zijn gericht op natuurlijke en dierlijke elementen, die tot in abstractie gestileerd worden. In de Friese terpengebieden, het rivierengebied en vroege handelssteden als Domburg en Wijk bij Duurstede, zijn bij opgravingen prachtige sleutels uit deze periode terug gevonden.

De Romaanse invloed heeft tot gevolg dat er meer ijzeren sleutels worden geproduceerd, waarbij de techniek van het slot verandert en de afmetingen van de sleutels toenemen. Met de intrede van de vroege Gotiek rond 1150 verschijnen er tot en met de dertiende eeuw weer meer bronzen sleutels, die geheel in overeenkomst met de sterke invloed van de kerk zijn vorm krijgt. Daarna worden er tot in de nieuwe tijd bijna alleen nog ijzeren sleutels vervaardigd, met afmetingen die in een enkel geval oplopen tot wel 40 cm.